The Old Days

Windsurfen werd ‘uitgevonden’ in 1969 door twee Amerikanen, Jim Drake en Hoyle Schweitzer. Hoe zat het ook alweer en wat is de historie van het “plankzeilen”?

The Old Days – The History

Windsurfen werd ‘uitgevonden’ in 1969 door twee Amerikanen, Jim Drake en Hoyle Schweitzer. Hun bedoeling was om een zeil op een surfplank te plaatsen zodat het zeil wind zou vangen en vooruit zou gaan. Het was eenvoudiger dan de zeilsport, omdat de plank en het tuig veel makkelijker te vervoeren waren. In de jaren 70 kwam het in de VS tot bloei. En in de jaren 80 werd het windsurfen verspreid over de hele wereld. Windsurfen, plankzeilen of boardsailing is een sport die zeilen en surfen combineert. Het maakt gebruik van een eenmansvaartuig genaamd een zeilplank die bestaat uit een plank en een tuigage.

Newman Darby in 1948!:
De zeilplank had zijn bescheiden begin in 1948 toen Newman Darby voor het eerst bedacht om een handbediend zeil en een op een universeel gewricht gemonteerde boot te gebruiken om een kleine catamaran te besturen. Hoewel Darby geen octrooi heeft aangevraagd voor zijn ontwerp, wordt hij algemeen erkend als de uitvinder van de eerste zeilplank. Darby heeft uiteindelijk in de jaren tachtig een ontwerpoctrooi aangevraagd en ontvangen voor een éénpersoonszeilboot. Zijn ontwerp heette de Darby 8 SS zijstap romp.

Drake and Schweitzer:
Maar tegen die tijd hadden andere uitvinders ontwerpen voor een zeilplank gepatenteerd. Het eerste patent voor een zeilplank werd toegekend aan matroos en ingenieur Jim Drake en surfer en skiër Hoyle Schweitzer in 1970 (ingediend 1968 – heruitgegeven in 1983). Ze noemden hun ontwerp een Windsurfer, die 12 voet (3,5 m) lang was en 27(!) kilo woog. Drake en Schweitzer baseerden de Windsurfer op de originele ideeën van Darby. Volgens de officiële website van Windsurfen:

“Het hart van de uitvinding (en het octrooi) was het monteren van een zeil op een kruiskoppeling, waardoor de windsurfer de mast, giek en zeil (tuigage) moest ondersteunen en de tuigage in elke richting kon kantelen. Deze kanteling van de tuigage naar voren en naar achteren maakt het mogelijk dat het board bestuurd kan worden zonder een roer te gebruiken – het enige zeilschip dat dit kan!”

Schweitzer begon in de vroege jaren zeventig met de productie van polyethyleengolfplaten (Windsurfer-ontwerp). De sport werd erg populair in Europa. Het eerste wereldkampioenschap windsurfen werd gehouden in 1973 en aan het einde van de jaren ’70 had de windsurfplank Europa stevig in zijn greep, waarbij één op de drie huishoudens een windsurfplank had. Windsurfen zou in 1984 een Olympische sport worden voor mannen en in 1992 ook voor vrouwen.

Windsurfen in Nederland?

Zoals vaker bij succesverhalen doen er verschillende versies de ronde hoe zaken in Nederland zijn ontstaan en gegaan. Voor de volledigheid schetsen we beide stories, die van Joop Nederpelt en die van Ten Cate. Wie er gelijk heeft laten we in het midden. Beide verhalen zijn namelijk mooi en het vermelden méér dan waard.

Hoe het begon, versie Ten Cate:
Bij de firma Ten Cate in Nijverdal zwierf in de zomer van 1971 het bedrijfsblad van de chemiegigant Dupont over de afdelingen. Daarin stond een verhaal over een gek ding: de Windsurfer. Twee Ten Cate mannen toonden zich bovenmatig geïnteresseerd: Martin Spanjer en Dick Roetert Steenbruggen. Laatstgenoemde moest toch op dienstreis naar de States en ging ter plaatse kijken. Zo werd hij de Neil Armstrong van het Nederlandse surfen: hij zette als eerste Hollander voet op een surfplank. Althans, volgens de vakliteratuur van weleer. Hoe dan ook, Roetert Steenbruggen kwam enthousiast terug.
Martin Spanjer beet zich vervolgens vast in het project Windsurfer. Hij bestelde er twee. Die arriveerden in januari 1972. Met een ploegje pioniers trok Spanjer naar Giethoorn, om op een winterse dag het surfen machtig te worden. Het werd een hard -en vooral koud- gelag. Maar Martin Spanjer liet zich niet uit het veld slaan. Hij bestelde meer planken en verkocht dat jaar negen Windsurfers.

De doorbraak kwam eind 1972 toen Schweitzer besloot Ten Cate licentierechten te verstrekken voor heel Europa en de productie van de Windsurfer bij de Nijverdalse firma onder te brengen. Daarmee begon de Windsurfer-victorie pas goed. Ten Cate zou niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese markt openbreken.

Op de Hiswa in 1973 toonde Ten Cate het eerste eigen fabricaat: oranje van kleur en voor een prijs van 1.090 gulden. Later volgde de geel gekleurde plank en tenslotte de witte. In 1973 verkocht Ten Cate circa 1.300 Windsurfers.

Hoe het begon, versie Nederpelt:
Toen Joop Nederpelt in 1970 Nederlands eerste windsurfer in handen kreeg had hij nooit kunnen vermoeden hoe populair de sport zou worden. Een jaar nadat hij de eerste schreden op het water had gezet werd windsurfen een ongekende hype. Een volkssport zelfs: miljoenen mensen kochten een plank en iedereen wilde er bij horen. Elke omroep, elke krant en elk magazine zag brood in het plankzeilen en Joop stond aan de voorhoede. Als pionier reisde Joop de wereld over en behaalde titels op alle kampioenschappen. Maar bovenal was Joop een echte ondernemer en uitvinder binnen de sport.

Hoe hij in aanraking kwam met de sport was eigenlijk puur toeval. In de jaren vijftig was Joop Nederpelt fanatiek worstelaar en in de aanloop naar de Olympische Spelen van Rome in 1960, waarvoor hij genomineerd was, kreeg hij te horen dat hij een sporthart had. Hij werd afgekeurd, miste de Spelen en er werd hem aangeraden een andere sport te kiezen om gedoseerd af te trainen. Het werd windsurfen. Joop Nederpelt was met zijn oud teamgenoot en vriend Anton Geesink op vakantie naar Amerika. Op het strand zagen ze een paar man bezig met een soort eerste vorm van windsurfen. Anton was Olympisch kampioen en zo bekend als de pest, dus al gauw kwamen ze naar de beide mannen toe om het hun te laten zien. Als je met golfsurfen te hoge breaks had, kwam je niet goed door de branding. Toen waren ze gaan uitzoeken of ze niet op de een of andere manier met een stok en een lap erop er doorheen konden manoeuvreren. Eenmaal door de branding kon je het hele zaakje weggooien en zo konden ze dan toch de derde of vierde bank pakken. Dus vroeg Joop Nederpelt of ze niet zo’n ding naar Nederland op konden sturen.

Na twee jaar, in 1970, kreeg hij zo’n “ding” toegestuurd, van Jim Drake. Het board woog 27 kilo, was oranje van kleur en gemaakt van polyethyleen. Alleen tijdens het vervoer naar Nederland zaten er al zes, zeven deuken in. Als dit board buiten lag ging het trekken door de zon. Joop Nederpelt was de eerste en enige met een windsurfboard in Nederland. Ten Cate in Nijverdal kreeg er kennis van en is toen gaan onderhandelen met Hoyle Schweitzer, een slimme jongen die patent op de windsurfer had aangevraagd. Die heeft de licentie gegeven aan Ten Cate die winsurfboards voor Azië en Europa mocht gaan maken. Miljoenen stuks in een paar jaar tijd.’

Windsurfen als hype

De echte hausse is dan ook eigenlijk al begonnen begonnen in de jaren 70. Ten Cate had een voor die tijd zeer bijzondere, maar ook fantastisch goede PR-campagne opgezet. Iedereen die een surfplank kocht, kreeg later een nieuwsbulletin opgestuurd. Daar stond precies in wie er nog meer een plank had gekocht, met naam en toenaam. Die mensen namen dan weer contact met elkaar op.

Geen mobiel, maar een windsurfplank:
In die tijd waren er uiteraard nog geen mobiele telefoons, maar je moest een windsurfplank hebben, anders hoorde je er niet bij. Je had zelfs mensen die kochten alleen een imperiaal voor op het dak van de auto, de wereld stond echt op zijn kop. In Nederland waren op een gegeven moment vijf surfbladen in de schappen te vinden, die iederen maand met een nieuwe uitgave kwamen. Ten Cate gaf zelf ook een blad uit, dat had dertigduizend abonnees. Elke omroep, elke krant, elk magazine, iedereen zag er brood in. Veel mensen die inventief waren wilden ervan mee snoepen. De eerste die de hegemonie van Hoyle Schweitzers Windsurfer kon doorbreken was Fred Ostermann, een Duitser. Hij kwam met het merk Windglider. Het patent van Schweitzer was niet meer te houden, hij kon de productie niet eens meer aan. En er was evolutie, alles werd beter, moderner. Langzaam werd aan dat patent geknaagd en kregen steeds meer merken toegang tot de wereld van windsurfen. In het begin ging dat uiteraard via Schweitzer. Zo werd Mistral opgericht en kwam ook het Oost-Duitse merk Windglider op de markt. Windglider heeft wel iets goed gedaan, want toen windsurfen een Olympische sport werd, werd die plank het officiële merk om mee te varen. Op de Olympische Spelen in Amerika waar onze eigen Stephan van den Berg het goud won.

Windsurfen werd cultuur, een lifestyle

Belangrijk was ook dat het windsurfen in die tijd een jongerencultuur van jewelste werd. De ideale uitlaatklep. Een onstuimige ontsnapping aan het alledaagse. The sky was overduidelijk the limit. Er kwamen surfshorts, surfshirts, surfshoes, etc. Een stroming die we in goed Nederlands ‘lifestyle’ noemen. Op surfstekken ontmoette je gelijkgestemden. De show stelend op het water met de allerlaatste trucs. Of heimelijk de kunst afkijkend.

Het is vandaag de dag nauwelijks voor te stellen, maar het was een tijd zonder internet, e-mail, mobiele telefoon, zonder Facebook, Snapchat, Instagram of Whatsapp. Je was aangewezen op traditionele media om iets van surfen te weten te komen. Eén beeld sprong er uit: een blond Hawaiiaans golvenkind dat de sterren van de hemel surfte. Zijn naam: Robbie Naish. Wereldwijd rolmodel. Het was een prikkel, om net zo goed te worden als hij.
Alleen, waar Naish lekker in tropische hotspots en azuurblauw water vertoefde, trotseerden wij in onze neoprene wetsuits het akelig koude, bruinklotsende Hollandse surfwater… Maar, we zetten door, met z’n allen. Je moest wel, wilde je erbij horen.

Wedstrijden en winnaars

Natuurlijk kwamen er wedstrijden en daarmee ook winnaars. Dat werden bekende namen, zoals eerst Joop Nederpelt en Derk Thijs. Later werden het ware surfhelden, zoals Robby Naish en Stephan van den Berg. Derk Thijs is weliswaar 7 keer wereldkampioen geweest, maar hij was net te vroeg goed. Stephan scoorde toen er volop media-aandacht voor het windsurfen was. Zo groeide hij snel uit tot bekende Nederlander, die bijkans alles won wat er te winnen viel. De tanige surfer uit Hoorn zorgde voor een Doe-Maar-effect: hij werd idool voor hele groepen jongeren en vertederde moeders. Zijn finest hour kwam zoals gezegd in augustus 1984. In Long Beach/Los Angeles surfte Stephan van den Berg het allereerste olympische surfgoud.

De Rutbeek Surfivors:
De Rutbeek Surfivors was de windsurfvereniging van Het Rutbeek, een plas onder de rook van Enschede. Deze vereniging werd in 1979 opgericht. De bestuursleden die bij oprichting bij de notaris namens de vereniging tekenden waren Harry Kronenberg en Hanny Morsink. De Rutbeek Surfivors telde op het hoogtepunt meer dan 1.000 leden en daarmee was deze vereniging de grootste windsurfvereniging van Nederland!

Hanny Morsink heeft hierover een geweldig stuk geschreven en natuurlijk zetten we dat ook graag online. Lees het hier…

 

Sponsoren